Beschrijving
Orthoceras Paleozoïcum; een uitgestorven geslacht van mollusken, een stam van ongewervelde dieren met een week lichaam en een uitwendig kalkskelet (schelp).
Deze nautiloide koppotige had een taps toelopende, cilindrische, kegelvormige schelp met dicht opeenliggende kamers, die een hol en een bol septum (tussenschot) bevatten, met in het centrum een verbindende buis, de sipho. Een goede zwemmer, die zich voedde met aas en kleine dieren. De schelp bleef steeds in een horizontale positie tijdens het zwemmen.
De lengte van de schelp bedroeg ongeveer 15 cm. De ortocheas was een weekdier, het enige wat is versteend is dus ‘de wervel’ van de inktvis. Deze versteende vorm wordt ingeschat als 450 miljoen jaar oud en is afkomstig uit Marokko.
Het Ordovicium was een periode met een relatief warm klimaat en een hoog zeeniveau, met als korte uitzondering een ijstijd in het Laat-Ordovicium. Het leven speelde zich nog voornamelijk af in het water, hoewel er aanwijzingen zijn dat primitieve planten en insecten al in vochtige omgevingen op het land voorkwamen. Succesvolle groepen zeedieren waren de inktvissen en graptolieten en in deze fase verschenen ook de eerste kaakloze vissen.
Energetisch kan er niet veel aan deze fossielvorm worden toegeschreven buiten natuurlijk het besef dat de wereld al veel ouder is dan wij “denken” en wij hier een magisch (klein) onderdeel van mogen zijn.
Er zijn vele vormen van leven mogelijk dus relativeren en ieder een eigen vorm gunnen lijkt heel essentieel hierdoor.
Het tijdloze van deze kristalvorm geeft dan ook wel degelijk een krachtige energie boodschap af.